(Joods) bidden: hoe bidden?
Hoewel velen God van harte liefhebben, vinden zij het spreken met Hem – bidden – vaak moeilijk. Hoe moeten we bidden, waarvoor en waarom moet het eigenlijk?
Abraham Heschel zegt: “Er is iets dat groter is dan mijn wens om te bidden en dat is Gods wil dat ik bid. Er is iets dat veel groter is dan mijn wil om te geloven en dat is de wil van God dat ik geloof. Eigenlijk is het belachelijk om te bidden als het niet uit de wil van God zou zijn.”
De Tora gebiedt: “Je zult de HEER jullie God dienen met geheel je hart.” Daarom dient er gebeden te worden.
Men mag/moet bidden om de komst van Gods Rijk, om vrede op aarde, om dagelijkse behoeften, om een geheiligd leven met de naaste. Maar iedere bede houdt een opdracht in. Je kunt niet bidden: ”Uw Koninkrijk kome” of “Úw wil geschiede” als je daaraan niet meewerkt. Bidden is geen vrijblijvende aangelegenheid.
Hoe moet je bidden?
Een rabbijn zei: “Ik bid, dat ik zo kan bidden als het hoort.”
Een andere rabbi geeft 38 regels voor een “goed” gebed.
Een paar regels:
- Beschouw uzelf bij het bidden als een pasgeboren mens, zonder prestaties en zonder nobele familie. Vergeet alle waardigheid en hoogmoed en denk alleen aan uw Schepper.
- Heb de mensen lief als uzelf en sta hen bij zoveel u kunt.
- Vraag God niet om de natuurwetten te veranderen ten behoeve van uzelf.
- Wanneer u niet in vrede leeft met de wereld, zal uw gebed niet worden verhoord.
Het gebed kent drie delen: lofprijzing tevens dankzegging, de beden en het afscheid.
Maar ook als het bidden niet volgens deze regels geschiedt, wordt het zeker verhoord als de gerichtheid van het hart goed is (=kawana).
Er bestaat een verhaal van een eenvoudige herder die dagelijks deze woorden bad: “Heer der wereld, voor ieder hoed ik zijn vee voor loon, maar voor U zou ik het doen voor niets, omdat ik U liefheb.” Nadat de rabbi hem gezegd had, dat je zo niet kon bidden, raakte hij in de war en kon in het geheel niet meer bidden. De rabbi wordt in de droom gekapitteld, dat hij de Eeuwige beroofd heeft van iemand die aandeel heeft in de komende wereld, waarop de rabbi de herder gaat zeggen, dat het goed was te bidden zoals hij was gewend.
De herder was iemand zonder kennis en daden, maar met de bereidheid het goede te doen.
Johann ter Hart
gepubliceerd 1999