Pinksteren : ‘gewoon’ Joods.
Binnenkort is het weer Pinksteren. Het feest waarop we vieren dat het evangelie er is voor alle volken. De ervaring van de ‘uitstorting van de Geest’ (Hand.2) is daarvan de basis.
In Joodse ogen en binnen de orde van de Joodse ‘hoge feesten’ (Ex. 23: 14-17) passen de gebeurtenissen die in Handelingen 2 beschreven zijn gewoon bij het Wekenfeest (de Joodse naam voor Pinksteren) of oogstfeest (Ex.23: 16) Het belangrijkste daarin is dat op de datum van het pinksterfeest de Eeuwige Zijn wet, Zijn Tora, aan Israël gaf. Volgens de traditie precies op de 50ste dag na de uittocht van het volk Israël uit Egypte; dus 7 weken na Pasen. Alle (orthodoxe) Joodse mannen gebruiken de hele nacht voor de 50ste dag, de 6e van de maand Sivan, voor Torastudie. Daarna gaan ze in vreugde naar buiten om elkaar deelgenoot te maken van het verkregen inzicht dat de Eeuwige hun gaf, via de woorden van de Tora, door Zijn Geest (!). Vroeger gingen ze naar het tempelplein, tegenwoordig naar de Klaagmuur. Let erop: De studie van de Tora (Tenach,Talmoed,etc.) geeft de opening waardoor het mogelijk is dat de verlichting van de Geest kan optreden. Niet, wat de standaard christelijke uitleg is, omgekeerd.
Als je het bovenstaande weet, begrijp je een stuk beter wat er in Handelingen 2 gebeurt en hoe ‘gewoon’ Joods dat is: Petrus heeft kennelijk de afgelopen nacht Joël 3 bestudeerd In de vroege morgen vertelt hij zijn volksgenoten, joden en proselieten, de conclusies van zijn studie. Ze horen hem aan en hebben, in geheel Joodse stijl, zo hun opmerkingen, instemmingen en twijfels. Er wordt in Handelingen 2 melding gemaakt van het opmerkenswaardige feit dat ieder hoort en begrijpt wat Petrus zegt. In de taal waarin ze geboren waren. Door de studie en confrontatie met die heilige taal in de voorgaande nacht, verstaan ze alles wat Petrus zegt.
En de cynici onder hen die zeggen dat Petrus en zijn vrienden vol zoete wijn zijn, zijn ook best realistisch. Een glaasje vreugdewijn na zo’n lichamelijke zware studie zal geen uitzondering geweest zijn.
Piet Booij,
Maart 2019
© Classicale Werkgroep Kerk en Israël Utrecht