Onopgeefbaar verbonden met het volk Israël
De eigen betekenis van Israël
Het heeft heel lang geduurd voor er in de kerk enig besef ontstond dat de verworteling met het volk Israël méér is dan alleen maar iets uit de geschiedenis. Kort na het ontstaan van de kerk is een losmakingsproces begonnen, waarbij Israël steeds meer op de achtergrond kwam. De gedachte kwam op, dat door Jezus Christus en de afwijzing van Hem door Israël de kerk in de plaats is gekomen van Israël; vervangingstheologie wordt dit genoemd. De Gereformeerde Kerken in Nederland stelden in 1896 onomwonden vast, dat de eretitel 'Israël' van de Joden was overgegaan op de kerk. Jodenzending was daarom ook een opdracht van de kerk.
In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog begon er verandering in dit denken te komen. Door het vreselijke gebeuren tijdens het Hitler-regime - de uitmoording van het Europese Jodendom - kwam dit denken in een stroomversnelling. De Hervormde synode gaf in 1949 ‘Fundamenten en Perspectieven van belijden’ uit. Hierin wordt de eigen plaats van Israël in Gods heilshandelen onderstreept: “Daar de genadegiften en de roeping Gods onberouwelijk zijn, geloven wij dat het volk Israël, door welks dienst God alle geslachten des aardrijks heeft willen zegenen, niet door Hem verstoten en verlaten is.” Ook werd toen de Israëlzondag ingesteld.
Sindsdien is er een gestage ontwikkeling van de oude vervangingstheologie naar een heel nieuwe vorm van theologiseren, waarbij Israël niet meer object van zending is. Gods weg met Israël is niet ten einde. Israëltheologie is nadenken over de vraag wat dat voor ons concreet betekent. Er wordt gezocht naar wegen van gesprek. Zo ontstond in 1981 het OJEC - Overlegorgaan Joden en Christenen.
Het meest recent (2004) is het opnemen van ‘het volk Israël’ in de artikelen van de Protestantse kerkorde. Artikel I-7 luidt: “De kerk is geroepen gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël.” In de aanhef van de kerkorde is het al direct gezegd: “de Protestantse Kerk in Nederland is, overeenkomstig haar belijden, gestalte van de ene heilige apostolische en katholieke of algemene christelijke Kerk die zich, delend in de aan Israël geschonken verwachting, uitstrekt naar de komst van het Koninkrijk van God.” Israël is dus deel van het belijden der kerk. Jezus is Jood; deel van Israël. Het belijden van de kerk wortelt daarom zonder meer in Gods geschiedenis met het volk Israël.
De Joodse staat
Intussen is in 1948 de Joodse staat uitgeroepen. Ook dat - en niet alleen de holocaust - gaf stof tot nieuw nadenken. Binnen de Hervormde Kerk verschijnt in 1970 een handreiking: ‘Israël - volk, land en staat’ waarin voorzichtig ook de staat als deel wordt gezien van de voortgang van Gods handelen met zijn volk. “Het land is aan Israël als woonplaats geschonken: daar mag het zijn staat hebben. Maar de grenzen van deze staat zijn niet uit de Bijbel af te lezen.” (blz. 31). In het Joodse gebedenboek wordt de staat het ‘ontluikend begin van de verlossing’ genoemd.
Kentering
Tot ongeveer 1970 bestond binnen onze kerken een grote liefde voor Israël. Dat had een zekere vanzelfsprekendheid. Nu is dat sterk veranderd. Israël heeft zijn plek in het belijden. Dat wordt nu door velen van vraagtekens voorzien omdat 'Israël' ook een politieke betekenis heeft. Spreek liever niet over ’Kerk en Israël’, maar over ‘Kerk en synagoge’ zo wordt gezegd. Zodra die naam 'Israël' valt ontstaat polarisatie. Zelfs is voorgesteld om de Israëlzondag te vervangen door Midden-Oostenzondag. Dan zou je 'veel genuanceerder' kunnen zijn.
Wat hebben we goed onder ogen te zien?
Als wij geloven dat God met zijn volk zijn eigen weg gaat, dan hebben we het over Israël en niet alleen over de synagoge. Vanuit het geloof in Israëls God kún je niet anders dan belijden, dat Hij Israël trouw is. Tegelijk: vanuit het internationale recht bestaan veel vragen over het al dan niet rechtmatig handelen van de staat. Dat kan en mag heel kritisch zijn. Door geschiedenis en ligging in het Midden-Oosten leggen wij Israël voortdurend onder een vergrootglas. Ook dat duidt op verbondenheid - positief dan wel negatief - met het volk Israël en zijn staat. Bovendien is voor onze Joodse medemensen de staat Israël een deel van hun identiteit. Wat bij elkaar hoort mogen wij niet scheiden. Verbondenheid met Israël is niet: alleen op Israëlzondag op een aansprekende manier aanknopen bij Joodse gebruiken. Juist op deze zondag voelen we de verbondenheid óók met de pijn die dat mee kan brengen. Daarom hebben we als kerk steeds weer uitdrukking te geven aan onze verbondenheid – soms kritisch - en daarom hebben we de dialoog met dit volk te zoeken op weg naar het Koninkrijk Gods.
Piet Warners
gepubliceerd 2010