Het is straks weer Pesach, dit jaar op 20 april. Dan vieren de Joden het feest van de Bevrijding, de Uittocht uit Egypte. Ze vieren dan ook het Feest van de Matses, het ongezuurde brood. Het ene een feest van gedenken, het andere een feest van het begin van de oogst. Die twee feesten zijn al heel lang gekoppeld.
Bij de voorbereiding van Pesach hoort daarom ook als afsluiting van het oude seizoen dat al het oude wordt weggedaan. Men gaat op zoek naar zuurdesem, en men verbrandt alles waar zuurdesem of gist inzit. Het is tijd voor een nieuw begin, de eerste broden worden gebakken van de nieuwe oogst, en alles van de oude oogst van vorig jaar doet niet meer mee. Daarom nieuw graan, gemalen, gemengd met water, en dan gebakken: matses.
Van het deeg wordt wat bewaard, en dat laat je verzuren. Zo maak je nieuwe zuurdesem en daarmee kun je straks het deeg laten rijzen. Maar nu bij het feest van de nieuwe oogst wordt al het oude weggedaan, het is tijd voor een nieuw begin.
Dat beeld gebruikt Paulus in 1 Korinte 5: ‘Doe de oude desem weg, en wees als nieuw deeg, U bent immers als ongedesemd brood, omdat ons Pesachlam, Christus, is geslacht’. De oude desem staat dan voor bederf, kwaad en ontucht, het nieuwe ongedesemde brood, de matses, wordt gekoppeld aan reinheid en waarheid.
De Laatste Maaltijd van Jezus was een Sedermaal, een viering van Pesach met zijn volgelingen. Daarbij werd het brood gebroken en gedeeld, matses uiteraard, ongedesemd brood. In vele gemeenten gebruikt men tegenwoordig bij de viering van het Heilig Avondmaal dan ook matses als brood om te breken en te delen. Terecht lijkt me: een nieuw begin.
Wybrand Ganzevoort
Gepubliceerd 2008