Menora en Chanoekia
“Menora” betekent lichtdrager; de vorm ervan is ontleend aan de voorschriften van God aan Mozes in Exodus 25: 31–40: een voetstuk, middenschacht, aan weerszijden drie stangen in boogvorm naar boven gekeerd, de uiteinden allemaal in één horizontale rechte lijn. De plaats van deze kandelaar in de Tabernakel en later in de Tempel was in het deel dat het Heilige heette. In het midden, gekeerd naar het voorhangsel voor het Allerheiligste stond het reukwerkaltaar en aan de wand de menora.
Tijdens opgravingen vlak bij de Tempel vonden archeologen een menora-tekening ingekrast in het pleisterwerk van een huis, vermoedelijk overeenkomend met de Tempelkandelaar, maar net iets anders dan die op Titus' triomfboog in Rome.
De menora is één van de symbolen van Israël. Voor de Knesset (vergadering/samenkomst), het Israëlisch parlementsgebouw, staat een grote menora die panelen bevat met gebeurtenissen uit de Joodse geschiedenis.
“Chanoeka” betekent inwijding. Het Chanoekafeest is een zogenaamd half-feest, ingesteld door rabbijnen, wat betekent dat er geen werkverbod is. Chanoeka wordt acht dagen lang gevierd. Dit aantal kan uitgelegd worden naar de acht dagen durende inwijdingsceremonie van de eerste tempel gebouwd door koning Salomo (II Makkabeeën 2: 12). De Talmoed (bSjabbat 21b) schrijft de achtdaagse viering toe aan het wonder dat er voldoende olie was voor het reinigingsritueel.
Wat hield het wonder precies in? Het vinden van de rituele olie? Het feit dat één kruik (1/8 deel) voldoende was voor acht dagen? Of de moed en het vertrouwen om het reinigingsproces te beginnen en de uitkomst niet te kennen?
Chanoeka is een gelegenheid voor Joden overal ter wereld om na te denken over de Tora en de Joodse waarden, waarvoor Joden streden en blijven strijden. Het wonder van het Joodse vertrouwen in een betere toekomst. Tegenwoordig wordt het ook verbonden met de strijd voor onafhankelijkheid.
De chanoekalamp heeft acht lichten plus een negende: de sjamasj (=dienaar) waarmee de acht andere worden aangestoken. De chanoekalamp heet chanoekia. Men begint deze aan te steken op 25 kislev (de negende maand van het Joodse jaar: november/december). Op de eerste avond wordt het meest rechts geplaatste lichtje aangestoken, de tweede avond het lichtje links van het meest rechtse tot op de achtste avond alle kaarsjes branden. Op vrijdagavond worden de chanoekalichten vóór de sjabbat-kaarsen aangestoken.
In sommige Joodse huizen wordt de chanoekia voor een raam geplaatst. Meestal heeft ieder kind zijn/haar eigen chanoekia, soms zelf gemaakt.
Tjitske van Winzum
gepubliceerd 2006