Misschien vindt u dat vreemd: een nieuwjaar voor de bomen.
Wij kennen het gewone nieuwjaarsfeest, en de eerste zondag van Advent als begin van het kerkelijk jaar. Maar de Joden kennen oorspronkelijk vier nieuwjaarsfeesten.
De Misjna – waarin de mondelinge leer tot ± 200 na Chr. is vastgelegd -- noemt ze:
“de eerste [dag van de maand] nisan is het nieuwjaar van de koningen en van de pelgrimage-feesten;
de eerste elloel is het nieuwjaar voor de tienden van het vee (...);
de eerste tisjri is het nieuwjaar voor [de berekening van] de jaren, de sjabbatjaren en de jubeljaren, voor het planten van bomen en gewassen;
en de eerste sjevat is het nieuwjaar voor de fruitbomen overeenkomstig de school van Sjammai; de school van Hillel zegt: op de vijftiende dag daarvan.”
Omdat de school van Hillel bepalend is geworden, valt het nieuwjaar voor de bomen op 15 sjevat, of in het Hebreeuws: op Toe Bisjvat.
Alleen de eerste tisjri (Rosj Hasjana, Joods Nieuwjaar, in het najaar) en Toe Bisjvat functioneren nog als nieuwjaarsfeest. De Joodse maand sjevat valt in januari/februari. Dan is het bij ons nog winter, maar in Israël kondigt de lente zich al aan, de amandelbomen ontwaken.
Toe Bisjvat is een feest dat samenhangt met het gebod de tienden van de boomvruchten af te dragen aan de Tempel èn het is de tijdgrens voor het berekenen van de drie jaren waarin niemand van de vruchten van nieuwgeplante bomen mag eten (Leviticus 19:23-25). Deze geboden zijn gekoppeld aan de Tempel en het land Israël. Na de val van de Tempel en in de verstrooiing is dit feest, dat aan het land gekoppeld is, toch blijven bestaan. Dat hangt samen met de gebeden, want ook in de diaspora wordt gebeden om regen en dauw voor het land Israël.
In de Tenach (het Oude Testament) is de boom niet zomaar een plant, maar symbool van leven en menszijn, zie bijv. Psalm 1.
Zeker in een warm klimaat zijn bomen onmisbaar en kostbaar. Een boom betekent schaduw, voedsel en water; kortom: leven. Een boom omhakken betekent woestijn, dood.
In de staat Israël planten schoolkinderen bomen op Toe Bisjvat. In de Middeleeuwen ontstond buiten Israël de gewoonte om tijdens dit feest vruchten te eten van de ‘zeven soorten’ (Deuteronomium 8:8): druiven, vijgen, granaatappels, olijven, dadels, gerst en tarwe.
Zo is Toe Bisjvat: genieten van de schepping, maar ook: daar verantwoordelijkheid voor dragen.
Martha Alderliesten
gepubliceerd 2004