Chagall en het kruis
Marc Chagall was een Jood, een gelovige Jood uit Vitebsk in Wit-Rusland. Het veroorzaakte dan ook behoorlijk wat opschudding toen hij in zijn schilderijen Jezus ging afbeelden, Jezus aan het kruis. Joden begrepen dat niet, christenen waren verontwaardigd. Maar Chagall wist wat hij deed. Het was 1938, de tijd dat in Duitsland de Joden vervolgd en de synagoges verbrand werden, de tijd dat in Spanje de gruwelijke burgeroorlog aan de gang was en Picasso zijn Guernica schilderde. In 1938 schilderde Chagall De witte kruisiging, met daarop centraal Jezus aan het kruis en daaromheen een brandende synagoge, vluchtende mensen, klagende Joden, een woedende pogrom, een rabbi die een Torarol, een moeder die haar kind in veiligheid probeert te brengen.
In het midden Jezus, wit, aan een wit kruis, met boven zijn hoofd een Aramese tekst: Jesu hanotsri, malka dejehudaja: Jezus van Nazareth, koning van de Joden. In zijn lijden heeft Chagall de haat tegen zijn volk geconcentreerd aan het werk gezien. Jezus als Jood, en daarom gekruisigd.
Chagall kende het kruisbeeld natuurlijk vanuit zijn jeugd. In Vitebsk was de Russisch-Orthodoxe kerk met haar rijkdom aan beelden nadrukkelijk aanwezig. Hij heeft kennelijk in Jezus de Jood herkend, vervolgd om zijn geloof.
Hij heeft Jezus afgebeeld met een lendendoek met twee strepen: de talliet, de gebedsmantel. Daarin lees ik dat Jezus door alles heen het gebed volhield, de verbinding met God. Jezus is gestorven als een gelovige Jood, en daarin is hij een ware zoon van Israël.
Wybrand Ganzevoort
gepubliceerd 2006