{loadmoduleid 92}

 

 

 

Classicale Werkgroep
Kerk en Israël Utrecht

Protestantse Kerk in Nederland

Jezus de Nazoreeër


Jozef ging wonen in Nazaret en zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeten: “Hij zal Nazoreeër genoemd worden”. Mattheüs 2:23

En inderdaad, Jezus is Nazoreeër genoemd en zijn volgelingen ook. Nog steeds, tenminste in de Semitische talen, daar heet hij een notsri en Nazaret heet natsrat. Maar waarom vindt Mattheüs dat gewichtig, en wat hebben de profeten gezegd? En wat betekent Nazaret?
Daar is naar gezocht en dan zijn er verschillende mogelijkheden.
Je kunt denken aan nazir, de nazireeër. Wie dat zijn, wordt beschreven in Numeri 6. Mensen konden een gelofte afleggen, om zich voor een tijd extra aan God te wijden. Simson is het bekendste voorbeeld; hij was levenslang nazir, voorvechter van Israël. Voor een nazir was het verboden zijn haar te snijden en wijn te drinken, of iets van de wijnstok te eten.
Was Jezus een nazir? Hij dronk wel wijn. En waar spreken de profeten van nazir? Alleen Amos doet dat en dat heeft dan niets te maken met de Messias.
Je kunt denken aan netser, dat is de loot die uit de afgehouwen stronk van Isaï (Jesaja 11:1) opschiet. Heeft Mattheus aan deze messiaanse profetie gedacht? Het verband is niet duidelijk.
Je kunt ook denken aan natsar, een werkwoord dat behoeden en bewaren betekent. Natsrat (Nazaret) kan dan wachtpost betekenen. In Psalm 119 wordt het werkwoord tien maal gebruikt in de zin van ‘bewaar de geboden’. In Deuteronomium 32:10 lezen we: Hij bewaarde het als zijn oogappel.
Nazoreeër is dan dus de wachter, die behoedt en bewaakt. Jesjoea hanotsri (Jezus de Nazoreeër) zou dan klinken als ‘de verlosser, de bewaarder’ dus: hij die trouw is aan God, en Gods woorden bewaart. Dat is voor Mattheüs een heel belangrijk thema.
Maar er is meer. De profeten gebruiken het woord natsar ook, en met name Jesaja op twee belangrijke plaatsen: 42: 6 en 49: 8. Daar zegt God het tegen de Knecht: Ik zal je bewaren.
Als Jezus de Knecht is, is hij de wachter van het volk, de hoeder van het verbond, de bewaarder, omdat God hem gezonden heeft. Als Mattheüs inderdaad notser (bewaarder) gehoord heeft in Nazoreeër, dan is de naam Nazaret voor hem gaan glanzen: het is niet toevallig dat Jezus daar ging wonen.


Wybrand Ganzevoort


gepubliceerd 2006