Een Joodse jongen - lossen van de eerstgeborene
Lucas vertelt het verhaal van Jezus, en doet het zo dat we er het verhaal van Samuël in horen terugkomen. Hij vertelt dat Jozef en Maria hun zoon naar de Tempel brachten om hem daar aan de HEER op te dragen. In dit verhaal spelen twee dingen: het reinigingsoffer voor de moeder (na veertig dagen) volgens Leviticus 12, en het lossen van de eerstgeboren zoon volgens Numeri 18.
Daar wordt gezegd, dat alle eerstelingen aan God toebehoren. De eerstelingen van het vee en de oogst worden als offer naar de Tempel gebracht. De eerstgeboren zoon wordt losgekocht, behalve die van priesters en Levieten. Maar Hanna schenkt haar zoon Samuël wel aan God. Dat losgeld was vijf sjekels. Ook nu nog worden eerstgeboren zonen op de een-en-dertigste dag tegen betaling van een bepaald symbolisch bedrag losgekocht.
Al lijkt Lukas niet erg goed op de hoogte, hij vertelt het wel en het effect is de nadruk op het Jood zijn van Jozef en Maria, en hun trouw aan de Tora. Jezus wordt geboren binnen het Verbond, hij komt voort uit Israël. Het heil is uit de Joden. Deze toon, die hier gezet wordt, loopt het hele evangelie door: Jezus is de ware zoon van Israël, licht voor de volken en glorie voor Israël. Jesjoea (Jezus): verlossing voor Jeruzalem, voor Israël en voor heel de wereld. Zo zingt Simeon.
In de geschiedenis van de kerk is de anti-Joodse opstelling een trieste en beschamende zwarte draad. In die lijn heeft men vaak Jezus los willen maken van zijn volk en tegenover zijn volk willen zetten. Men heeft de wet tegenover het evangelie willen zetten. Triest, beschamend en met dodelijk gevolg. Gelukkig hebben we er tegenwoordig oog voor dat Lucas (en Mattheüs) heel anders over Jezus spreken: een gelovige Joodse jongen.
Wybrand Ganzevoort
gepubliceerd 2005