{loadmoduleid 92}

 

 

 

Classicale Werkgroep
Kerk en Israël Utrecht

Protestantse Kerk in Nederland

Een Joodse jongen - bar mitswa


Lucas vertelt het verhaal van Jezus, hoe hij op twaalfjarige leeftijd naar de Tempel gaat. Zijn ouders gaan elk jaar Pasen vieren in Jeruzalem, zoals vrome Joden dat moesten doen. Het was één van de drie jaarlijkse pelgrimsfeesten: Pesach, Sjavoeot en Soekkot (Pasen, Wekenfeest en Loofhutttenfeest). Voor Galileërs was dat een lange en soms bezwaarlijke reis. Men 'ging op naar Jeruzalem' in groepen tegelijk. De twaalfjarige Jezus loopt ook mee. Jezus wordt in die sfeer opgevoed, hij leert de toewijding aan de Tora, en in de Tempel voelt hij zich thuis: ‘hier moet ik wezen’. Zoals de oude Anna daar indertijd thuis was, onafgebroken. In de Tempel vindt Jezus anderen, leraren, en hij luistert naar de discussies, hij mengt zich erin met een vraag en nog een vraag. Verstandige vragen kennelijk. Hij heeft blijkbaar bar mitswa gedaan, is zoon der wet geworden. Dat wil zeggen: hij neemt de verantwoordelijkheid van de volwassen Jood op zich voor het verstaan en volbrengen van de Tora. Daarom discussiëert hij mee en “allen die hem hoorden waren verbaasd over zijn verstand en zijn antwoorden.”
Dat zegt ook heel wat over zijn ouders, over Jozef met name. Jozef heeft hem op het pad van het leren gezet, de weg van de Tora. Hij heeft Jezus geleerd waar hij het levende water kon putten, waar de wijsheid te vinden was: in de Schriften, die het Woord van de HEER zijn. Later, als Jezus volwassen is en als leraar rond gaat, onderwijzend en genezend, blijkt uit de verhalen die over hem verteld worden hoezeer Jezus thuis was in de Schriften. Dat zegt heel wat over de manier waarop Jozef en Maria hem hebben opgevoed: een gelovige Joodse jongen.


Wybrand Ganzevoort


gepubliceerd 2005