‘Op het leven!’... of ‘Daar ga je!’...
Jaren geleden kocht ik in Jeruzalem een ‘Chai’, een hangertje van ‘Eilatsteen’, gevat in zilver. Het leek op een schaapje, maar het bleek de Hebreeuwse letter chet met daaraan vast de jod te zijn. Het is een dierbaar hangertje geworden, een herinnering aan mijn eerste Israëlreis.
‘Chai’ op zich betekent ‘levend’ en slaat op God zelf: ‘de Levende’ en daarmee wordt dit symbool een religieus symbool. Het minder religieuze woord dat zich hieraan verbindt is ‘chajiem’ – het leven.
Dit Joodse symbool heeft dus een gewone en een diepere betekenis. Het zal van de persoon die de chai draagt afhangen, welke betekenis hij/zij geeft aan dit symbool.
Omdat de Eeuwige een God van leven is en niet van de dood, wensen Joden elkaar bijvoorbeeld op feestdagen toe: lechajiem = ‘op het leven!'
Als je geen Hebreeuws kent, verbaster je dat en dan hoor je de wens ‘daar ga je!’
Een Joodse begraafplaats wordt Beth Chajiem genoemd, Huis van Leven. Eigenlijk is dit een geloofsbelijdenis: wij begraven onze doden maar we vertrouwen ze daarbij toe aan de Levende die doet leven. Zo staat het ook in het Achttiengebed: ‘Gezegend Gij Eeuwige, die de doden doet leven’.
Bij de ingang van een Joodse begraafplaats staat daarom vaak een cypres als symbool voor het leven. Ook het aansteken van kaarsen voor een dode heeft die betekenis.
Letters gebruik je om woorden weer te geven, maar Hebreeuwse letters worden ook als cijfers gebruikt, en dan geeft chai de waarde 18 weer: de chet heeft getal 8 en de jod heeft getal 10.
Samen is het een mooi getal: 18, een geluksgetal. En daarom geeft men iemand graag een Chai als zij/hij 18 jaar wordt. Anderen, orthodoxen b.v., ontvangen direct bij de geboorte dit teken van leven. Maar ook een lot met nummer 18, of bijvoorbeeld 1818, is zeer gewild. En als je een bijdrage geeft, dan liever 18 euro dan 15 of 20, liever 54 dan 50. Fondsenwervers maken daar graag gebruik van, om de gaven wat op te schroeven.
Chai - chajiem - lechajiem - daar ga je, we wensen je het leven toe!
Sippy Klercq-Hofstra
i.s.m. Wybrand Ganzevoort
gepubliceerd 2006