De staat Israël is nog niet zo erg oud. Dit artikeltje wil u iets vertellen over één van de vele problemen, waarmee in de staat Israël nog steeds geworsteld wordt: wat is, en wat moet zijn, de functie van het bijbelonderricht?
Israël is als staatsvorm een democratie, waarin men onder meer uitgaat van vrijheid van godsdienst. Dat vormt in zoverre een probleem, dat in deze oeroude traditie volk en godsdienst nog steeds onlosmakelijk bij elkaar horen. Het is één van de principes, die het Joodse volk de ballingschap deden overleven. Daarover is ook iedereen het eens: de bijbel vormt ons fundament, de “bron”. Het bijbelonderricht is dus van het begin af verplicht gesteld op scholen. Los daarvan staat het Talmoed-onderwijs. Maar in Israël wonen moderne mensen en zij voeden hun kinderen op volgens moderne principes. Dit roept spanningen op.
Bij de geboorte van de staat waren er grote groepen Joden, die tot de “Verlichting” hoorden en zich a- of zelfs anti-religieus opstelden, of socialistische of Marxistische ideeën aanhingen. In het algemeen genomen wordt het bijbelonderwijs gezien als lessen in 'vaderlandse geschiedenis', vorming van de leerling gericht op de relatie tot de medemens en tot de maatschappij; en die vorming beoogt een uiteindelijke zingeving aan het leven. En, voor iedere Jood vanzelfsprekend, vorming van de leerling tot lid van het Joodse volk.
Dit nu hangt geheel af van de invulling van het begrip “Joods”. Men kan hierbij staan op trouw aan de traditie, of daar juist mee hebben gebroken omdat dat “ballingschap”, “onvrijheid” symboliseert. Een niet-religieuze Jood kan erop gericht zijn goede ethische normen en waarden af te leiden uit de boodschap der profeten, die stonden voor het ideaal van een maatschappij waar recht zou geschieden en “niemand meer opgeschrikt zou worden”. Men kan ook nadruk leggen op de ontwikkeling van de mens tot een persoonlijkheid. Of de nationale elementen erin belichten.
Natuurlijk bestaan deze verschillen in de hele maatschappij, niet alleen in het onderwijs. Het komt tot uiting in binnenlandse en buitenlandse politiek en in de felle demonstraties over en weer. Het brengt veel pijn en verwarring. In de christelijke wereld ligt er datzelfde spanningsveld tussen het seculiere en het religieuze. Naar Joods begrip zijn die twee niet te scheiden. Is de kloof te overbruggen? Misschien zal deze worsteling van het “volk van het boek” ons ook hier iets te bieden hebben?
Machteld de Goederen
gepubliceerd 1996