In het Nederlands spreken we van landbouw, in het Hebreeuws zeggen we: de mens dient de akker en hij bouwt een stad.
In Genesis 4 wordt Kaïn, de landbouwer, na de moord op Abel verdreven van het land, de akker zal hem niet meer voeden. Wat moet hij dan? Hij gaat een stad bouwen.
Rabbijn Samson Hirsch (1808 -1888) schrijft daarbij in zijn commentaar (1867):
“Met hem begint iets nieuws: de stad. De akker was hem ontzegd, wat blijft hem? Hij kan alleen nog zichzelf exploiteren. Daarom wordt hij stedenbouwer. In de stad gaat het om werk van mensen, om het ontwikkelen van de mogelijkheden die in de mens liggen, om kunst en ambacht en industrie. Op het land groeit de vrucht van de akker, in de stad bloeien de mensen als het kruid der aarde (Psalm 72,16).
Dit verschil tussen stad en land vinden we ook in Tora: het land is door Jozua verdeeld onder de twaalf stammen, maar de Levieten bezitten geen land, zij krijgen steden om in te wonen. En de doodslager vindt een toevlucht in de vrijsteden (Numeri 35), zij worden van de akker verbannen.
Zo ook Leviticus 25: het land zal niet voor altijd verkocht worden, in het Jubeljaar komt het terug; land is erfdeel, daarom kon Naboth zijn wijngaard niet overdragen aan Achab. De huizen in de dorpen worden bij de akker gerekend, maar huizen in een ommuurde stad, die kunnen wel definitief verkocht worden. Alleen de huizen van Levieten in hun steden komen terug in het Jubeljaar. “
Kaïn en Abel worden vaak zwart-wit tegenover elkaar gezet, maar in Genesis 4 vind je dat niet terug als je goed leest. Doodslag is natuurlijk slecht, maar Kaïn mag wel verder onder Gods bescherming. De mens kan veel kwaad doen, maar hij is niet uitsluitend kwaad.
Zoiets geldt ook voor de stad. Naast Sodom en Babel staat Jeruzalem. En in Openbaring staat Babylon voor de Godsvijandige macht maar het eindvisioen laat ons een nieuw Jeruzalem zien, een stad aan de rivier, net als Babel, waar vruchten groeien, als in Eden. De wereld is dan gezuiverd en verzoend met God.
Wybrand Ganzevoort
gepubliceerd 2016