In hetzelfde jaar waarin Columbus Amerika ontdekte, kregen de christelijke koningen Ferdinand en Isabella heel Spanje in hun macht. De Joden die zich niet tot het christendom wilden bekeren, werden in 1492 uit Spanje verdreven (zoals later gebeurde met de moslims). Veel Joden gingen naar Portugal en later naar Antwerpen en Amsterdam. De meesten gingen naar landen zonder inquisitie, zoals Marokko of het Ottomaanse Rijk. Van degenen die zich aan de Dalmatische kust vestigden, gingen een aantal later door naar Sarajevo.
Honderden jaren leefden de Joden in Sarajevo samen met rooms-katholieke Kroaten, met oosters-orthodoxe Serviërs en met Bosnische moslims. In 1892 richtten zij “La Benevolencia” op ('goede wil' in het Ladino, de taal van de Spaanse Joden): een Joodse, culturele, educatieve en humanitaire organisatie.
Voor de tweede wereldoorlog was één op de vijf inwoners van Sarajevo Joods; 90 procent van hen werd vermoord. Na de oorlog emigreerde een groot deel van de resterende 10 procent naar Israël. De kleine groep die bleef, kreeg in 1992 een onverwachte rol tijdens de Bosnische Oorlog, toen de Bosnische Serviërs Sarajevo drie jaar lang belegerden en van de buitenwereld afsloten. Meer dan 11.500 mensen werden gedood door mortiervuur en scherpschutters. Aan alles was gebrek. Water, elektriciteit en voedselvoorziening waren afgesloten en werden slechts mondjesmaat geleverd. De burgers van Sarajevo waren op elkaar aangewezen.
Op een dag in 1992 zochten mensen uit de buurt hun toevlucht in een synagoge. Ze kregen onderdak voor de nacht en de volgende dag een maaltijd. Al snel hoorden anderen dat en meldden zich ook.
Buiten Sarajevo riepen Bosnische, Servische en Kroatische leiders om het hardst dat verschillende etnische groepen niet samen konden leven. Maar in Sarajevo ontstond spontaan een grote organisatie, waarin Joden en moslims, Serviërs en Kroaten samenwerkten om hulp te bieden waar ze konden. Daarbij nam “La Benevolencia” het voortouw. De Joden hadden geen partij gekozen in het conflict en konden daardoor met alle etnische gemeenschappen samenwerken.
Er werd dagelijks voor 400 mensen soep gekookt. Medische hulp werd gegeven door een team dat ook mensen thuis bezocht. Drie apotheken, ambulances, een radiostation en een aantal scholen werden gerund door een multi-etnische team van vrijwilligers van “La Benevolencia”. Negen reddingskonvooien brachten bijna 800 mensen in veiligheid, terwijl omgekeerd hulpkonvooien goederen en post de stad in brachten.
Na de oorlog waren de spanningen tussen de Bosnische bevolkingsgroepen groot. Vandaag de dag is de Joodse inbreng bij de verzoening tussen Serviërs, Kroaten en moslims van het grootste belang.
Martha Alderliesten