Ieder jaar wordt in december het Joodse Chanoekafeest gevierd. Het feest herinnert aan de her-inwijding van de Tempel in het jaar 165 voor de gewone jaartelling (Chanoeka = inwijding).
Die her-inwijding was noodzakelijk geworden. De Grieks-Syrische koning Antiochus IV Epiphanes had namelijk de Tempel laten ontwijden door er zwijnen te offeren aan de Griekse oppergod Zeus. Alles wat niet paste in de Griekse cultuur verbood hij, zoals het vieren van sjabbat, het uitvoeren van besnijdenissen en het volgen van Tora-onderwijs. Ook het dagelijkse offer in de Tempel werd verboden. Verzet kon niet uitblijven. Onder leiding van de Makkabeeën werd een paar jaar strijd geleverd en in 165 voor de gewone jaartelling werden de Syriërs verslagen.
De Tempel moest opnieuw worden ingewijd. Voor het ontsteken van de menora (zevenarmige tempelkandelaar) was speciaal bereide olie nodig. Volgens het verhaal uit de Talmoed konden de Joden slechts één verzegeld kruikje olie vinden: genoeg voor één dag. Maar op dat kleine beetje olie brandde de menora acht dagen lang, de tijd die nodig was om nieuwe, reine olijfolie te persen. Voor het volk was dat een teken van de aanwezigheid van de Eeuwige.
Daaruit is de traditie ontstaan om iedere dag van het acht dagen durende feest een lichtje op een achtarmige kandelaar te ontsteken met behulp van een lichtje van een extra arm, zodat op de laatste avond acht lichtjes branden.
Deze kandelaar staat zichtbaar in de vensterbank, zodat ‘het wonder van Chanoeka’ aan iedereen verteld wordt.
Chanoeka wordt uiteraard in de synagoge gevierd, maar is vooral een huiselijk feest met cadeautjes, spelletjes en speciale lekkernijen. Tegenwoordig worden in veel steden ook openbare Chanoekavieringen gehouden.
In I Makkabeeën 4 staat het verhaal van die Tempel-inwijding. In Johannes 10:22 wordt dit het ‘Vernieuwingsfeest’ of het ‘Feest van de Tempelvernieuwing’ genoemd. Het evangelie vervolgt met de vraag of Jezus de Messias is. Dat is in dit verband geen godsdienstige, maar een politieke vraag: Chanoeka gaat over politieke zelfstandigheid, én over behoud van de Joodse identiteit. Want naast Gods ingrijpen in de geschiedenis vormen die twee dingen ‘het wonder van Chanoeka’, waarvan de lichtjes vertellen. Het hoeft niet te verbazen dat na het einde van de eeuwenlange ballingschap in 1948 het feest ook in het teken staat van 'verwerving van de onafhankelijkheid'.
Chanoeka betekent: niet ten onder gaan in assimilatie, maar de eigen Joodse identiteit behouden en verder ontwikkelen – niet zomaar, maar ter wille van de mensheid in haar geheel.
Martha Alderliesten
gepubliceerd 2013