Het is lang geleden, zo'n dertig jaar jaar na de 2e wereldoorlog. Ik had in verschillende kibboetsiem gewerkt en had in Israël goede vrienden gekregen, waaronder Sjlomo en zijn vrouw Miriam. Ik werd uitgenodigd voor het huwelijk van hun oudste dochter Rachel. Het was de eerste keer dat ik een Joods huwelijk zou meemaken en ik nam de uitnodiging graag aan.
Het huwelijk werd in de kibboets voltrokken. De choepa onder het huwelijksbaldakijn, in feite de rituele sluiting van het huwelijkscontract, vond plaats in het park van de kibboets.
Gewoonlijk is de hele familie aanwezig om getuige te zijn van de plechtigheid. Zo ook bij dit huwelijk. En dat was, wat zo'n indruk op mij maakte. Er stonden vijf familieleden bij Rachel: haar moeder, haar zusjes en een nicht van haar moeder, de enig overlevende naast Miriam. Rachels vader was gestorven en had helemaal geen overlevende familieleden. Van de bruidegom Sroelik was dat nog minder: er stonden alleen zijn moeder en zijn zusje. Ook zijn vader was vroeg gestorven. Hij had als kind de oorlog overleefd in de schier ondoordringbare Oost-Europese bossen. Drie volwassenen en vier kinderen, dat was het.
Maar er was ook het geluk van het bruidspaar. Dat navrante verschil drong opeens door tot in het diepst van mijn ziel. Ik werd mij bewust van een ondertoon in dit gebeuren: een nieuwe start. Eens zullen er weer grootouders zijn. En ooms en tantes, neven en nichten en schoonfamilies.
Er was nog iets. Ze stonden niet alleen. Om het bruidspaar en de zeven familieleden heen stonden de kibboetsleden, als een beschermende haag. Op dat moment voelde ik ook de sterke band die al die schipbreukelingen met elkaar hadden opgebouwd. De kibboetsfamilie, in plaats van al die grootouders, ooms en tantes.
Rachel en Sroelik noemden hun eerste kindje Sjoeniet, naar het rif in zee waar koraal (weer) kan aangroeien. Het betekende troost voor de toekomst: er zijn weer kleinkinderen.
Dit kindje is nu bijna veertig jaar en heeft zelf kinderen. Misschien ook daarom is de kibboets niet meer nodig. Veel kinderen en kleinkinderen verlaten hun kibboets. Er zijn weer grootouders, ooms en tantes, neven en nichten en schoonfamilies. Dat wordt enorm gekoesterd. Maar voelt ook vaak heel kwetsbaar. Nee, het is nog lang geen ”volk als andere volken”, zoals in 1948 gedacht (gehoopt) werd. Het verleden heeft niet afgedaan. Maar het leven is sterker dan de dood en wordt weer doorgegeven.
Machteld de Goederen
gepubliceerd 2013