Vanwege de onrust onder de Romeinse bezetting in Israël ontstond rond het begin van onze jaartelling de behoefte om bepaalde mondelinge overleveringen op schrift te stellen. Omstreeks het jaar 200 werden deze geschriften bijeengebracht door rabbi Juda Hanasi in de Misjna.
Daarin komt een verhaal voor over Choni, die in de eerste eeuw van onze jaartelling leefde. De mensen vroegen hem te bidden om regen. Hij bad, maar er kwam geen regen. Toen trok hij een cirkel om zich heen en zei: “Heer der wereld, uw kinderen hebben zich tot mij gewend, want ik ben kind aan huis voor U. Bij Uw grote naam zweer ik, dat ik niet van deze plek zal wijken voor U zich over uw kinderen hebt ontfermd.” Er vielen regendruppels, maar Choni zei: “Zo heb ik het niet gevraagd. Ik vroeg om regen die de putten, cisternes en holtes vullen.” Toen begon het te plenzen. En weer zei Choni: “Ook zo heb ik het niet gevraagd. Ik vroeg om een weldadige regen, tot zegen.” Daarna kwam er gematigde regen.
Het hoofd van het Sanhedrin stuurde Choni de boodschap “Als je niet Choni was geweest, had ik je met de ban getroffen. Wat moet ik met je beginnen? Je gedraagt je als een verwend kind tegenover God en toch doet Hij wat jij wilt, zoals wanneer een zoon zich vermetel tegenover zijn vader gedraagt en die toch zijn wens vervult.” (Misjna, Ta'aniet 3,8)
Sindsdien wordt Choni aangeduid als 'Choni de cirkeltrekker'.
Choni was niet de enige heilige wonderdoener. Hij hoorde bij de 'vroege chassidiem', letterlijk: vroege vromen. Deze rechtvaardigen streefden naar volmaaktheid. Ze legden de nadruk op liefde en ontferming, in woord en daad. Voor hen waren goede werken en het doen van rechtvaardigheid belangrijker dan gedegen Tora-kennis. Ze waren arm en bescheiden, en stelden het gebed centraal.
Ze hadden een heel intieme band met de Eeuwige, zoals van een zoon met zijn vader. Zoals Choni zei: “ik ben kind aan huis voor U”. Een andere vroege chassied sprak van zichzelf als slaaf of persoonlijk bediende van de Koning. De vroege chassidiem spraken God aan als “Vader” en werden 'zonen van God' genoemd. Hun gebed werd meestal verhoord, omdat zij zich onbaatzuchtig inzetten voor de gemeenschap. Daarom kon het hoofd van het Sanhedrin Choni niet excommuniceren; hij bad immers niet voor zichzelf, maar voor de gemeenschap.
Jezus wordt gezien als één van deze vroege chassidiem.
Martha Alderliesten
gepubliceerd 2012