{loadmoduleid 92}

 

 

 

Classicale Werkgroep
Kerk en Israël Utrecht

Protestantse Kerk in Nederland



Ieder jaar in december zijn in de synagoge de verhalen rond Jakob aan de orde, en wij kennen ze, ze worden graag aan de kinderen verteld. Het bedrog, de vlucht, de dienst bij Laban, de vrouwen en kinderen, de terugkeer, de worsteling bij Pniël, en de verzoening met Esau.
Als wij in de kerk dat laatste verhaal lezen, dan bedenken we vooral hoe Jakob zich gevoeld moet hebben, hoe bang hij was, en hoe opgelucht toen het goed afliep. We vinden dat Esau eigenlijk best meeviel, en de laatste vermelding in Genesis 35: 29 is ontroerend: Jakob en Esau die samen Izaak begraven. Voor ons is Jakob iemand met flink wat minne trekken in zijn karakter, een bedrieger. Toch komt het goed met hem.
In de synagoge lezen ze het wat anders. Daar is het verhaal erg gekleurd door de duiding: Jakob dat is Israël, dat is wij Joden, en Esau dat is Edom, Rome, de heidense overheerser, de christelijke onderdrukker. Daar is het veel moeilijker om nog iets goeds van Esau te zeggen.
Maar toch, als Jakob Esau ontmoet, dan is dat als de zwakkere, en Esau blijkt echt geroerd, en niet haatdragend: hij rent hem tegemoet, valt hem om de hals, kust hem en zij weenden. Ze zijn wel uit elkaar gegroeid, de tweelingbroers, en Esau gaat na de ontmoeting terug. Letterlijk (33: 16): En Esau keerde op die dag terug, naar zijn weg, naar Seir.
De wegen lopen uit elkaar: de weg van Jakob is een andere dan die van Esau. De weg van Jakob is een weg van vee, van kinderen, kwetsbaar, die van Esau een weg van krijgers, van geweld en macht, de weg van het Heilige Roomse Rijk. Toch komen ze ook weer samen, als Izaak dood is. Dan zijn het Esau en Jakob die hem samen begraven. Let op de volgorde: Esau staat hier voorop. Jakob begint niet over het eerstgeboorterecht. Hij heeft geleerd. Zo kunnen ze weer samen. Zo is er perspectief op vrede tussen Esau en Jakob, tussen Rome en Israël, vanuit de gezamenlijke taak.


Wybrand Ganzevoort


gepubliceerd 2009