Telken jare gedenkt het Joodse volk over de hele wereld de moord op de 6 miljoen Joden die in de Tweede Wereldoorlog omgebracht zijn. Op de Joodse kalender is het dan 27 nisan,
12 dagen na Pesach. Die dag van gedachtenis heet Jom haSjoa, dag der vernietiging.
Vaak hoor je die moord nog Holocaust noemen, brandoffer, maar dat woord gebruiken Joden liever niet. De doden hebben niets geofferd, ze zijn vermoord. Het Nazi-bewind wilde hen vernietigen, uitroeien, zelfs hun namen moesten worden weggevaagd. Bijna is dat voornemen geslaagd. Deze oorlog heeft Hitler bijna gewonnen.
Dat moeten we blijven gedenken. Ook wij, zeker ook wij, want wij waren getuigen. En hoe reageerden wij? Sommigen kozen voor verzet, sommigen voor medewerking met de Duitsers, de meesten hielden zich in angst en machteloosheid afzijdig.
Er zijn dagen van gedenken.
Op 27 januari 1945 hebben de Russische legers Auschwitz bevrijd, en 27 januari is een dag van gedenken. Nu ook internationaal sinds de Verenigde Naties in 2005 zo besloten hebben. Maar eerder al heeft Israël besloten een speciale gedenkdag in te stellen. Er waren voorstellen om de Sjoa te herdenken op de 9e av, de vastendag om de val van Jeruzalem en de verwoesting van de Tempel, of op een andere vastendag, maar daarmee zou aan het unieke karakter van de Sjoa niet genoeg recht gedaan worden.
De overlevenden van het getto van Warschau vroegen om 19 april, omdat op die dag in 1943 de opstand in het getto begon. Maar dat was (in het jaar van de vaststelling van Jom HaSjoa) op 14 nisan, de dag voor Pesach. Uiteindelijk koos men voor 27 nisan, en sinds 1959 is dat de officiële gedenkdag.
Zo hier en daar in de kerken wordt een begin gemaakt met het mee-gedenken. Het lijkt me heel goed als dat veel meer nadruk en aandacht krijgt. We leven na Auschwitz, en we kunnen niet doen alsof er niets gebeurd is. Dan verraden we Israël opnieuw, door afzijdig te blijven, door te vergeten. Schuld kun je alleen verwerken door het verleden eerlijk onder ogen te zien, hoe pijnlijk dat ook is.
Wybrand Ganzevoort
gepubliceerd 2006