Onder deze titel bracht het Dagblad Trouw op 29 nov. 1997 een artikel van emeritus hoogleraar politicologie aan de Vrije Universiteit, prof. dr. G. Kuypers n.a.v. het nieuwe “Groene Boekje”, dat mij nu ik het onder ogen kreeg, nog uit het hart gegrepen is. De aanvang is als volgt:
“Vóór de 2e wereldoorlog werden de woorden ‘Joden’ en ‘Joods’ geschreven met een hoofdletter. Velen weten niet (meer), dat het gebruik van de kleine letter dateert uit de bezettingstijd. Het gaat hier om een antisemitisch insluipsel in onze spelling.” Opmerkelijk is, dat de Nederlandse Jodenster nog met een hoofdletter J gedrukt werd! Verder merkt hij op: ”Op de genoemde kleinering der Joden volgden hun registratie, ontluistering, isolering, beroving, deportatie ...”
Na hierop uitvoerig te zijn ingegaan (pas in 1954 werd de spelling met “j” officieel!) bepleit Kuypers de terugkeer tot de schrijfwijze ‘Jood’ en ‘Joods’, zoals dat vóór de oorlog het geval was. Nu gesteund door regel 5b van het “Groene Boekje” (1995), die een uitzondering toelaat in een dergelijke kwestie, “omdat men van mening kan verschillen over de vraag of de aardrijkskundige naam (in dit geval “Juda” of de Latijnse versie “Judaea” - MdG) nog als zodanig fungeert.” Jammer genoeg is dit rijk Juda van de Maccabese vrijheidsstrijders (141-37 v.Chr.) ons christenen vrijwel onbekend.
Ik zou daarom als linguïst het volgende willen toevoegen aan het artikel van prof. Kuypers. Je kunt als Nederlander ook uitgaan van de regel dat je landen en volken en bijbehorende adjectieven met een hoofdletter schrijft.
Het Joodse volk heeft zich na de 2e wereldoorlog, in tegenstelling tot de tijd daarvoor, nu duidelijk als volk geprofileerd. De moeilijkheid hierbij is dat hun huidige staat niet “Juda” heet maar “Israël”. Maar met het “jodendom” bedoel je tegenwoordig religie/cultuur/traditie, en spreek je van het “Joodse volk” of “de Joden”, als je alle gezamenlijke Joden bedoelt. Een zinsnede met “joden en Palestijnen” is, zoals prof. Kuypers opmerkt, natuurlijk een absurditeit; evenals “het joodse volk”. Maar – durven wij de nevenstelling “Joden en christenen” wel aan? M.i. vormt deze asymmetrie ook een moeilijkheid. Met "Jodendom en christendom" echter kun je die hobbel omzeilen, als je wilt.
Joden hebben geen moeite met die J. Zelfs tijdens de oorlog bleef men eraan vasthouden bijvoorbeeld in het NIW. Zouden wij nu ook maar niet besluiten, ieder voor zich, daar weer toe over te gaan? Van het “Groene Boekje” mag het!
Machteld de Goederen
gepubliceerd 2000