De eerste zondag in oktober staat op onze kerkelijke kalender aangegeven als Israëlzondag. Van ons wordt verwacht dat wij dan in de eredienst ‘meer nog dan anders’ stilstaan bij onze bijzondere relatie met het volk Israël.
Meer nog dan anders!
De Israëlzondag heeft in de jaren na 1949 een vaste plaats gekregen in onze kerken en dat kleurt dan ook deze zondag.
Tenminste, dat mogen wij verwachten.
Toch zijn wij er niet zeker van dat overal in onze kerken ‘meer nog dan anders’ in preek en liturgie aan die bijzondere relatie gestalte wordt gegeven. De aandacht voor Israël lijkt tanende. Bovendien wordt de Israëlzondag hier en daar juist genegeerd vanwege de gedachte: in onze kerk is het elke week Israëlzondag!
Het is echter misschien wel meer dan anders juist in dit millenniumjaar nodig de Israëlzondag te vieren. Aandacht te vragen voor onze onopgeefbare relatie met Israël.
De kerkorde van de VPKN belijdt in artikel 1 de onopgeefbare verbondenheid met het Joodse volk en het delen in de aan Israël geschonken verwachting van het koninkrijk Gods. Elk belijden van de kerk begint hier. En gaat het hier fout, dan loopt de kerk het risico mis te gaan in al wat verder beleden wordt.
De discussie van de afgelopen maanden over het Beklag Gods en de vraag naar een (nieuw) schuldbelijden van de kerken met betrekking tot de holocaust hebben laten zien dat er (nog steeds) diepgaande vragen liggen als het gaat om de concretisering van dit belijden van de kerk in artikel 1. Wie al te snel geneigd is te zeggen dat in zijn of haar kerk het elke week Israëlzondag is, mag zich afvragen of hij of zij de diepte van die twee bediscussieerde vragen wel gepeild heeft.
Nooit weer Auschwitz! “Wie niet voldoende naar Israël leert luisteren, ontkent de zin van het bestaan van het Joodse volk” (Zuidema). En juist die ontkenning is een belangrijk element van de holocaust geweest.
Als geen ander heeft Marquardt de diepste intentie van dit ‘nooit weer’ onder woorden gebracht. Wij laten hem aan het woord: “Nooit weer. Het is een gebod dat niet voorzien is van de belofte dat het vervulbaar is. Het is misschien het eerste werkelijk onvervulbare gebod. Daarom weten wij ook niet precies of het Gods gebod is. Maar wij horen er Gods gebod in. Het gaat ons onvoorwaardelijk aan. Wij zouden onszelf moeten kwijtraken en verloochenen, als wij er niet een gebod van de God van Abraham, Izaäk en Jacob, de vader van Jezus Christus, in zouden horen. Maar dat is het: wij horen het als een gebod van deze God na Auschwitz. Het klinkt anders, geschokter dan de geboden die we tot dusverre van God hoorden, omdat de belofte lijkt te ontbreken en het geen vertrouwen in ons wekt. ... Het is een gebod dat ons vooralsnog slechts aansprakelijk stelt en beschuldigt. ... Het herinnert ons eraan, dat wij vandaag leven als mensen, die in de gaskamers miljoenvoudig vervloekt zijn. Als de zegen ons bevalt, moeten we ook leren om de vloek te dragen.” (De gebroken hemel, p. 49).
Vandaar de Israëlzondag: meer dan anders!
H. de Goede
gepubliceerd 2000