“Voor de lasteraars moge er geen hoop zijn,
laat alle onheilstichters direct verdwijnen
en laat hen allen spoedig vernietigd worden;
mogen alle boosdoeners in een oogwenk vergaan
laat hen allen spoedig vernietigd worden,
Wil toch de kwaadwilligen met wortel en al uitroeien,
breken, te gronde richten en vernederen spoedig in onze dagen.
Gezegend gij, Eeuwige, die vijanden breekt en kwaadwilligen vernedert”.
Deze woorden worden dagelijks enkele malen gebeden door Joden over de hele wereld. Dat is toch wel even slikken. Ze zijn deel van één van de belangrijkste gebeden in de dagelijkse liturgie. Het Achttiengebed. De naam zegt het: 18 gebeden of beter: zegenspreuken. Het wordt staande gebeden; daarom wordt het ook Amida (het staan) genoemd.
Feitelijk zijn het 19 gebeden. Volgens Israël Meir Lau, lange tijd opperrabbijn van Israël, is deze twaalfde zegenspreuk later aan de oorspronkelijke achttien toegevoegd in de periode na de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel in het jaar 66. Maar het Achttiengebed behield zijn naam 'in de hoop dat er ooit een dag komt dat zo'n gebed niet meer nodig is en dat we in staat zullen zijn terug te keren naar de originele tekst’.
De hele geschiedenis door is er voor de Joden reden te over geweest om de bede uit het Achttiengebed te bidden. Nog steeds. Jonge Joodse gezinnen trekken weg uit Nederland en uit Europa omdat ze in ons midden niet voluit hun Jood zijn kunnen beleven zonder lastig gevallen te worden, uitgescholden en erger. En we kunnen niet anders dan constateren dat die oervorm van discriminatie toeneemt – evenals vele andere vormen van discriminatie.
Die twaalfde spreuk uit het Achttiengebed is een gebed om uitschakeling van tegenstanders, die het voor de Joden onmogelijk maken vrij te leven en hun door God gegeven opdracht te vervullen. Het klinkt wraakzuchtig, maar voor mij voorstelbaar, gezien de geschiedenis tot nu toe. De formulering is geen oproep om te radicaliseren en het heft in eigen handen te nemen. Als er sprake zal zijn van wraak, dan kan die alleen van de Eeuwige zélf komen. “Mij komt de wraak toe”, spreekt de Eeuwige (Deut. 32:35, Rom. 12:19). In het gebed wordt het aan de Eeuwige gevraagd en overgelaten en toevertrouwd dat Hij het kwaad en de bedrijvers daarvan teniet zal doen. Als je dat bedenkt, klinkt die bede hoopvol
Piet Warners
maart 2020
© Classicale Werkgroep Kerk en Israël Utrecht