Wie de naam ‘Israël’ momenteel ziet of hoort, heeft al gauw de associatie met soldaten, stenen-gooiende kinderen, zelfmoordaanslagen. Wat heeft het Zionisme hiermee te maken? Veel, maar niet alles.
De droom van het Zionisme is in vervulling gegaan met de grondvesting van de staat Israël in 1948. Die droom was gebaseerd op het politieke gedachtengoed van Theodor Herzl, die meende dat het Joodse vraagstuk zou worden opgelost als het Joodse volk zou worden als ‘een volk temidden van volken, met een staat temidden van staten’. Helaas is dat niet het geval gebleken. Traditioneel anti-semitisme duikt weer op in een nieuw jasje van anti-zionisme. Zionisme zou gelijk staan aan racisme. Zo werd door de VN verklaard in 1975. Zo werd weer gesproken op de anti-racisme conferentie van Durban, eind 2001.
Zionisme is geen racisme. De democratische staat Israël is weliswaar een Joodse staat, maar heeft in haar Onafhankelijkheidsverklaring in 1948 neergelegd, dat geen van haar bewoners mag worden gediscrimineerd op basis van geloofsovertuiging, sexe of etnische achtergrond. Er is vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting.
Van meet af aan hebben de Arabieren zich verzet tegen de vestiging van een Joodse staat in hun gebied. Het was dan ook vanuit hun optiek consequent om in 1947 tegen de Verdelingsacte te stemmen. Door de VN werd die aangenomen. Daarmee werd de vestiging van een Joodse en een Palestijnse staat in dat gebied internationaal erkend. Na de oorlog van 1948 kwam de staat Israël er, de staat Palestina helaas niet: Jordanië en Egypte namen het resterende gebied in. De Palestijnen werden gijzelaars van de publieke opinie.
Het Zionisme in Israël en daarbuiten is springlevend in die zin, dat Joden (en ook bepaalde groepen christenen) wereldwijd eraan blijven vasthouden dat Joden recht moeten hebben om in een Joodse staat te wonen. Ook en vooral de niet-religieuze Israëli’s zeggen dat. Het Zionisme is vooral naar buiten toe in een kwaad daglicht gesteld door de (al of niet religieuze) kolonisten die sinds de Zesdaagse Oorlog in 1967 zich erop gingen toeleggen daar te gaan wonen waar de aartsvaders woonden: Hebron, Bethlehem, Silo, Sichem (=Nabloes) en daarop politieke aanspraak maakten. Binnen Israël worden deze kolonisten nauwelijks met het zionisme geassocieerd, maar daarbuiten wel. De Israëlische politiek heeft het zich erg moeilijk gemaakt door deze (religieuze) extremisten tot op zekere hoogte hun gang te laten gaan. Dat maakt nu een compromis met de Palestijnen extra moeilijk en maakt naar buiten toe ten onrechte de associatie mogelijk van Zionisme met een fanatieke religieus-nationalistische ideologie.
Marieke den Hartog,
Landelijk beleidsmedewerker Kerk en Israël SoW-kerken
gepubliceerd 2002